De invloed van epilepsie op het gedrag van kinderen

De meeste kinderen met epilepsie die dankzij medicijnen aanvalsvrij zijn, zijn op straat of op het schoolplein niet van kinderen zonder epilepsie te onderscheiden. Epilepsie kan echter op verschillende manieren invloed hebben op het gedrag. Kinderen die ondanks medicatie niet aanvalsvrij zijn, hebben meer kans om zich anders te gedragen dan leeftijdgenoten.

Onzekerheid en angst

Door de eerste aanvallen kunnen kinderen onzeker en angstig worden. Zij worden onzeker doordat zij door een aanval de aansluiting op de omgeving missen. De angst ontstaat doordat zij hun lichaam niet meer kunnen vertrouwen. Elk moment kunnen zij weer door een aanval overvallen worden, waar ze soms ook nog pijn aan overhouden. Het is begrijpelijk dat je daar onzeker en angstig van wordt.

Het gevolg van deze gevoelens is dat de kinderen verlegen en minder spontaan worden en zich afwachtend opstellen. Soms schamen ze zich en durven ze niet goed om hulp te vragen. Sommige kinderen stellen ze zich als gevolg van de onzekerheid en angst heel afhankelijk op. Als aanvallen door medicijnen langere tijd wegblijven, zien we vaak dat de onzekerheid en angst verdwijnen. Kinderen vergeten dan vaak dat ze epilepsie hebben. Ze zijn er niet meer mee bezig.

Gedrag veroorzaakt door de epilepsieaanval

Kinderen kunnen ook vlak voor, tijdens en na een aanval ander gedrag vertonen. Ze kunnen voorafgaand aan een aanval druk, prikkelbaar of juist mat zijn. Tijdens een aanval kunnen ze angstig zijn of geagiteerd pratend rondlopen en na een aanval kunnen ze moe of traag zijn. Dit is allemaal gedrag dat door de epileptische aanval veroorzaakt wordt.

Epilepsiemedicatie en gedragsproblemen

Medicijnen tegen epilepsieaanvallen kunnen gedragsveranderingen teweegbrengen, maar ze zijn bijna nooit rechtstreeks de oorzaak ervan. Bekende bijwerkingen van epilepsiemedicijnen zijn het wat trager opnemen van informatie en problemen met concentratie en geheugen. De problemen met concentratie kunnen bijvoorbeeld leiden tot problemen met het reguleren van het eigen gedrag. Deze kinderen worden dan als ‘zeer druk’ ervaren. Als gedrag niet goed past bij wat de omgeving vraagt, is er sprake van een gedragsprobleem.

Epilepsie en ADHD

Kinderen met ernstigere vormen van epilepsie, zoals epilepsiesyndromen of vormen van epilepsie die slecht op medicijnen reageren, hebben een grotere kans op gedragsstoornissen. Een deel van de kinderen met epilepsie laat dezelfde gedragskenmerken zien als kinderen met een aandachttekortstoornis, beter bekend als ADHD of ADD. De ADD-variant, een aandachttekortstoornis zonder hyperactiviteit, komt bij kinderen met epilepsie het meeste voor.

Epilepsie en autisme

Ongeveer een derde van de kinderen met een ernstige vorm van epilepsie heeft gedragskenmerken die doen denken aan een autisme spectrum stoornis. Zij zijn minder flexibel in denken en doen. Ze kunnen zich moeilijker verplaatsen in anderen, hebben minder inlevingsvermogen en een beperkt sociaal inzicht. In het dagelijks leven hebben deze kinderen vaak moeite om aansluiting te vinden bij leeftijdgenoten.

Geen diagnose

Lang niet alle kinderen met epilepsie en een gedragsstoornis hebben ook deze gedragsdiagnose. Dit komt soms doordat ze de gedragskenmerken in onvoldoende mate laten zien. Ook komt het voor dat de kinderpsychiater geen gedragsdiagnose wil stellen, omdat er sprake is van epilepsie en medicijnen.

Auteur

Karin Luymes

Voormalig gedragswetenschapper